Wat is het hele werkwoord (de infinitief)? In het woordenboek vind je alleen de hele werkwoorden. Daarom noemen ze het hele werkwoord ook wel de woordenboekvorm. De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud. Ze eindigen meestal op en en soms op n. fietsen, lopen, klappen, blazen, zijn, gaan, zien. hele: alle werkwoordsvormen. Op mijnwoordenboek kun je eenvoudig Werkwoorden vervoegen in het Nederlands, Frans, Duits, Engels en Spaans.
Wat is de persoonsvorm en wat is het hele werkwoord? YouTube
Het hoofdwerkwoord heeft de vorm van een voltooid deelwoord of het hele werkwoord, ook wel de infinitief genoemd. Het hoofdwerkwoord is onmisbaar; als het wordt weggelaten uit de zin blijft een ongrammaticale zin over. In de tweede zin hierboven kan hebben worden weggelaten: 'De meisjes speelden de hele middag verstoppertje.' (De zin moet wel. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…. Dingen die je kunt doen. Ik fiets naar school. Het hele werkwoord is fietsen. Wij spelen met de blokken. Het hele werkwoord is spelen. Er gebeurt iets. sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…. De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft. De meeste infinitieven eindigen op -en, sommige op -n. Voorbeelden: lopen, werken, bidden, eten, slapen, gaan, zien. 1. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…. Dingen die je kunt doen. Ik fiets naar school. Het hele werkwoord is fietsen. Wij spelen met de blokken. Het hele werkwoord is spelen.
Hoe kan je een werkwoord herkennen? Downloadbaar lesmateriaal KlasCement
Schema werkwoordspelling. Een handig hulpmiddel is het schema met 5 stappen dat je kunt gebruiken bij het spellen van werkwoorden. Zoek eerst de persoonsvorm in de zin. Bepaal wat het hele werkwoord hiervan is. Maak de stam (ik-vorm) van het werkwoord. Kijk dan in welke tijd de persoonsvorm staat. Bepaal dan welke letter (s) er achter de stam. De stam van hele werkwoorden kun je op verschillende manieren vinden. We nemen dit met je door aan de hand van de stamregels. Er zijn vijf stamregels. 1. Stamregel 1: Het werkwoord verandert niet. Haal en af van het hele werkwoord. Wat je overhoudt is de stam. Stamregel 1. Hele werkwoord. noemt wat voorbeelden, zoals doen, maken, liggen, kijken, gaan en groeien. Vervolgens maken ze een snelle ronde waarbij iedereen een (heel) werkwoord opnoemt. Dan komt er een opdracht in tweetallen. Het ene kind verzint een zin en het andere kind noemt daarna op wat het werkwoord is en welk hele werkwoord daarbij hoor t en daarna Infinitief. Downloadbare pdf | Geschikt voor groep 6, 7, 8. De infinitief is een ander woord voor het hele werkwoord. Fietsen is bijvoorbeeld een infinitief. Op deze overzichtskaart lees je hoe je de infinitief kunt herkennen.
Wat is een werkwoord
De stam van een werkwoord is het hele werkwoord min -en. Dus… de stam van dansen is dans; de stam van werken is werk; en de stam van slurpen is slurp. Je ziet hier dat de stam heel vaak hetzelfde is als de ik-vorm. Toch zijn er ook werkwoorden waarvan de stam anders is dan de ik-vorm. Tenminste, als je de officiële regel volgt. Dan krijg je dit: Een infinitief is hetzelfde als het hele werkwoord. Voorbeelden daarvan zijn 'maken', 'rennen', 'werken', 'koken' en 'denken'. Dit is natuurlijk de versimpelde uitleg. Er is nog veel meer te vertellen over de infinitief. In dit artikel vind je alles over dit onderwerp. Handig als je aan de slag gaat met werkwoordspelling en.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. Uitleg. Achtergrond. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt. Meester Wouter legt uit wat de persoons vorm is en wat het hele werkwoord is. Ook legt hij uit wat het verschil tussen de persoonsvorm en het hele werkwoord is.
De infinitief is het hele werkwoord
In principe is een werkwoord niets anders dan een woord dat aangeeft wat je doet. Er wordt een activiteit mee aangegeven. Voorbeelden van werkwoorden zijn: 'lopen', 'rennen', 'fietsen', 'duiken', 'springen' en 'vliegen'. Niet ieder werkwoord is overigens even makkelijk te herkennen. Er zijn namelijk ook werkwoorden. Het belangrijkste onderscheid daar is dat tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord. Er zijn vier soorten hulpwerkwoorden: van tijd ( hebben en zijn ), van modaliteit ( mogen, moeten, willen, zullen, kunnen en hoeven ), van passief ( worden) en van causaliteit ( doen en laten ). Het zelfstandig werkwoord is wat betekenis betreft het.